Geschiedenis

Geschiedenis van De Eersteling

1527: Inventaris van het archief van Waterschap Het Oudland van Standdaarbuiten, 1692-1958. Door G.J. van Donschot.

Geinventariseerd en uitgegeven in opdracht van het Hoogheemraadschap De Brabantse Bandijk. Breda, 1976.

 In het midden van de 15e eeuw bestond op de plaats van de huidige gemeente Standdaarbuiten een gors, dat ‘Standerbuyten’ werd genoemd, waarschijnlijk een verbastering van ‘ ’t Sant daar buyten’. Dit gors beschouwden de Heren van Bergen op Zoom als behorend tot hun gebied.

Maar ook de Heren Van Breda, met name Engelbert Van Nassau, wierpen een begerige blik op dit gors en zij beschouwden het als een aanwas van de heerlijkheid Niervaert (tegenwoordig gemeente Klundert e.o.). Tenslotte besliste de Grote Raad van Mechelen in 1510 dat het gors, evenals nog andere naburige gebieden, waarover de Heren het oneens waren, tot het land van Bergen op Zoom behoorde.


Na deze uitspraak werden voorbereidingen getroffen om het gors rijp voor bedijking te maken. Het werd daartoe met sloten doorsneden en in 1523 bleek het gereed voor indijking. Op 4 november 1523 viel daarover de definitieve beslissing. De nieuwe polder zou c.a. 820 bunder omvatten. In 1526 kwamen de dijkwerken gereed. De gronden werden in pacht uitgegeven en in 1528 stelde de Heer van Bergen op Zoom regels vast voor het bestuur en de bewoning van de nieuwe polder; daarna volgde de uitzetting van de plaats, bestemd voor de kerk en de pastorie, waarmee het dorp Standdaarbuiten was geboren 1) . Het bestuur van de polder bestond uit een dijkgraaf en twee gezworenen, bijgestaan door een secretaris-penningmeester. In 1846 werden de stemgerechtigde ingelanden erkend als college. 

De naam van de polder was lange tijd ‘Het Land van Standdaarbuiten‘, maar nadat in 1612 het ‘Nieuwland’, ten westen van de polder, was ingedijkt, kreeg de bestaande polder de naam ‘Het Oudland’. Dergelijke voorbeelden om polders op deze wijze van elkaar te onderscheiden zijn er talloze te vinden in westelijk Noord-Brabant: We kennen een Oudland van Zevenbergen, de Oude Fijnaart, ter onderscheiding van de Nieuwe Fijnaart, de Oude Appelaar tegenover de Jufvrouwenpolder of Nieuwe Appelaar, enz. 

De polder heeft, voorzover bekend, weinig last gehad van overstromingen, te meer omdat het gebied in de omgeving vrij kort na het ontstaan van het Oudland werd ingepolderd. Toch had de polder meermalen moeite om een goede afwatering te bewerkstelligen. Aanvankelijk loosde de polder via drie sluizen rechtstreeks op de rivier de Mark. Deze sluizen worden reeds in 1694 vermeld als de ‘dorpssluis’, ‘de sluis bij Jan Heine Vos’ en de ‘oostsluis’. In 1718 bestond al de eerste molen bij het dorp; dan is er tenminste sprake van het onderhoud van de Molenvliet. In 1725 vond in ieder geval onderhoud aan de molen zelf plaats.

http://www.schooltv.nl/beeldbank/embedded.jsp?clip=20120712_werkingmolen01
Hoe werkt een molen?


In 1771 vond men dat de sluis in de boezem van de watermolen te klein was, waarna de sluis werd vergroot. Dit middel mocht echter niet baten. Een jaar later vindt een doorlichting plaats van alle werken in de polder, om tot een verbetering van de afwatering te komen. Dit leidde tot het voorstel om een waterleiding te graven, dwars door de Prins Hendrik Polder en aan het einde daarvan een sluis te leggen. De nieuwe waterleiding en sluis kwamen voorlopig nog niet tot stand, omdat de ingelanden de kosten te hoog vonden.

Omstreeks 1780 namen de klachten over de slechte uitwatering weer toe, wat in 1781 leidde tot het voorstel voor een tweede watermolen. Daarna volgden de voorstellen elkaar in snel tempo op: in 1787 een nieuwe sluis in het Middelpand, in 1788 uitwatering via het ‘Nieuweland’ en, teruggrijpend op een vroegere plan, uitwatering door middel van een sluis in de Prins Hendrik Polder. In 1789 kreeg de polder van de Heren van Bergen op Zoom toestemming voor een sluis aan de Mark in de dijk van de Prins Hendrik Polder en in 1790 werd deze aanbesteed.


Een achttal jaren later is de toestand weer verslechterd. Men besluit dan om de helft van de polder af te wateren op ‘Bloemendaal’. In 1800 wordt daartoe een contract afgesloten met de polder van Bloemendaal. Het ‘Oudland’ projecteerde daartoe en sluis aan de Noordhoek, welk werk in december 1800 reeds voltooid was. Enkele jaren later rezen moeilijkheden met ‘Bloemendaal’; deze polder stond slechts lozing via de sluis bij Noordhoek toe, wanneer de eigen polder daarvan geen overlast ondervond.
http://www.schooltv.nl/beeldbank/embedded.jsp?clip=20120712_polders01
Polders in laag Nederland


In 1802 kwam van vele zijden het verzoek naar voren om de rivier de Mark en Dintel af te sluiten. Deze was door de jaren heen erg verzand, waardoor veel aanliggende polders, zoals het ‘Oudland’, moeilijkheden ondervonden met de afwatering. Nadat in 1808 de dichting van die rivier inderdaad tot stand kwam, was ook het ‘Oudland’ aanvankelijk verlost van wateroverlast. De sluis bij Noordhoek werd afgedamd, zowel omdat die overbodig was geworden, als ook om jaarlijks f.800,- uit te sparen, welke som aan ‘Bloemendaal’ verschuldigd was voor de uitwatering via die polder.

Jammer genoeg stortten na ongeveer één jaar de sluizen van de Mark en Dintel in en begon de ellende van de wateroverlast opnieuw: de haven van Standdaarbuiten verzandde, wat leidde tot de dichtslibbing van de molensluis. In 1817 besloot de polder een tweede molen te bouwen (Bovenmolen). Het jaar daarop werd dit werk aanbesteed voor f. 1.643,–. De molen was buitendijks gebouwd aan de monding van de Oostvliet in de zogenaamde Frederiksgorzen. Voorlopig was de polder weer uit de zorgen, te meer omdat in 1828 de rivier de mark en Dintel opnieuw werd afgesloten en nadien regelmatig is verdiept en anderszins verbeterd.

Een stoommachine in actie.

De Boven en Benedenmolen zijn in 1879 en 1880 afgebroken en vervangen door één stoomgemaal. Dit werd gebouwd op de plaats van de Bovenmolen. Het bestuur besloot een lening van f.15.000,–. Het gemaal kreeg de naam ‘De Eersteling’. De stoommachine is in 1915 vervangen door een zuiggasmotor. In 1936 kwam een gedeelte van de Frederiksgorzen nabij het gemaal onder beheer van het ‘Oudland’. De ingelanden wilden in 1951 overgaan tot electrificatie van het gemaal. Gedeputeerde Staten opperde hier tegen bezwaren, waarna de ingelanden hun besluit introkken.

Wel is de zuiggasmotor in 1951 vervangen door een dieselmotor, terwijl in 1957 het scheprad van het gemaal werd vervangen door een vijzelinstallatie.


Na de opheffing van het waterschap ‘Het Oudland van Standdaarbuiten’ en de oprichting van het waterschap ‘De Striene’ in 1958 heeft het gemaal ‘De Eersteling’ nog tot 1967 dienst gedaan. De afwatering is daarna in een groter verband opgenomen.